Camera's

Uw Model S is uitgerust met de volgende componenten, die actief de omgeving rondom de auto bewaken:

Callouts die laten zien waar Autopilot-componenten zich in de auto bevinden.
  1. Er is een camera boven de kentekenplaat achter gemonteerd.
  2. Ultrasone sensoren (indien aanwezig) bevinden zich in de voor- en achterbumper.
  3. Er is een camera in elke portierstijl gemonteerd.
  4. Er zijn twee camera's op de voorruit boven de achteruitkijkspiegel bevestigd.
  5. Er is een camera op de spatborden vóór gemonteerd.
  6. Radar (indien aanwezig) is achter de voorbumper gemonteerd.

Model S is tevens uitgerust met nauwkeurige, elektronisch bekrachtigde rem- en stuursystemen.

Interieurcamera

Uw Model S is uitgerust met een interieurcamera die zich boven de binnenspiegel bevindt. Zie Interieurcamera voor meer informatie.

Uitvergroot kader met een cameralens, wijzend naar zijn plaats boven de achteruitkijkspiegel

Rijden om camera's te kalibreren

Model S moet met precisie manoeuvreren wanneer Autopilot-functies worden gebruikt. Voordat sommige functies, zoals Slaperigheid bestuurder, Intelligent Speed Assist, Rijstrook overschrijdingspreventie en Automatic Emergency Braking voor het eerst of na bepaalde reparaties kunnen worden gebruikt, moeten de camera's daarom een zelfkalibratieproces voltooien. Voor uw gemak geeft het instrumentenpaneel een voortgangsindicator weer.

Wanneer de kalibratie is voltooid, zijn de Autopilot-functies en actieve veiligheidsfuncties beschikbaar voor gebruik. De kalibratie is normaal voltooid nadat er 32-40 km is gereden, maar de afstand varieert afhankelijk van de weg- en omgevingsomstandigheden. De kalibratie wordt bijvoorbeeld sneller uitgevoerd wanneer u op een rechte weg met meerdere rijbanen rijdt (bijvoorbeeld een snelweg), met duidelijk zichtbare rijstrookmarkeringen (in de rijstrook en de naastgelegen rijstroken). Neem alleen contact op met Tesla als uw Model S het kalibratieproces niet heeft voltooid nadat u 160 km hebt gereden in de beschreven omstandigheden.

Als de camera is verplaatst uit de gekalibreerde positie (bijvoorbeeld doordat de camera of de voorruit is vervangen), moet u de kalibratie wissen. Tik om dit te doen op Bediening > Service > Camerakalibratie > Kalibratie wissen. Wanneer de kalibratie is gewist, herhaalt de Model S het kalibratieproces. Hoewel dit in veel gevallen helpt bij het opnieuw kalibreren van de camera's, lost Kalibratie wissen mogelijk niet alle problemen met de camera en sensor op.

Informational PurposesAn informational icon, calling your attention
Opmerking
Voor de kalibratie hebben de camera's goed zichtbare rijstrookmarkeringen nodig in zowel de rijbaan als de aangrenzende rijstroken (ten minste twee rijstroken aan elke kant van het voertuig). Rijd voor het beste resultaat op de middelste rijstrook van een snelweg (idealiter met ten minste vijf rijstroken) met duidelijke rijstrookmarkeringen en weinig verkeer.
Informational PurposesAn informational icon, calling your attention
Opmerking
Wanneer u voordat het kalibratieproces volledig is uitgevoerd probeert een functie te gebruiken die niet beschikbaar is, wordt de functie uitgeschakeld en verschijnt er een bericht op het instrumentenpaneel.
Informational PurposesAn informational icon, calling your attention
Opmerking
Model S moet het kalibratieproces herhalen wanneer door Tesla onderhoud is uitgevoerd aan de camera's of, in sommige gevallen, na een software-update.

Camera's vrijhouden van belemmeringen

Zorg elke keer voordat u wegrijdt en voordat u Autopilot-functies gebruikt dat alle camera's schoon en vrij van belemmeringen zijn (zie Een camera reinigen). Vuile camera's en sensoren (indien aanwezig) en omgevingsomstandigheden zoals regen en vervaagde rijstrookmarkeringen kunnen de prestaties van Autopilot nadelig beïnvloeden. Als een camera is geblokkeerd of afgeschermd geeft de Model S een melding weer op het instrumentenpaneel en zijn Autopilot-functies mogelijk niet beschikbaar. Zie Probleemoplossing bij waarschuwingen voor meer informatie over specifieke waarschuwingen.

Er kan condensvorming optreden in de camerabehuizingen, met name wanneer u uw auto buiten onder koude of natte omstandigheden parkeert. Op het instrumentenpaneel wordt mogelijk een waarschuwing weergegeven dat de camera wordt geblokkeerd en dat sommige of alle Autopilot-functies tijdelijk worden beperkt totdat het camerazicht vrij is. U kunt de condens proactief drogen door het interieur voor te verwarmen op een hoge temperatuur, de voorruitverwarming in te schakelen, en de luchtstroom van de ventilatieroosters voorin te richten op de portierstijlen (zie Mobiele app).