Onderhoud banden
Bandenspanning weergeven
U kunt de bandenspanning op het instrumentenpaneel weergeven door met de knop links of rechts op het stuurwiel de Autostatus weer te geven (zie Toetsen links op het stuur gebruiken of Toetsen rechts op het stuur gebruiken). De spanning van ieder band wordt weergegeven in de visualisatie van uw auto, naast het tijdstip waarop de bandspanning voor het laatst is gemeten. Bepaal of de bandenspanning in Bar of PSI wordt weergegeven door te tikken op .
U kunt de bandenspanning ook raadplegen in de mobiele Tesla-app.
Bandenspanning
Zorg dat de banden altijd op de juiste spanning zijn, zoals aangegeven op de sticker voor banden, zelfs als deze spanning afwijkt van de spanning die op de band zelf wordt vermeld. Deze sticker bevindt zich op de middenstijl en is zichtbaar wanneer het portier aan de bestuurderszijde geopend is.
Gebruik bij het trekken van een aanhanger niet de bandenspanning op de sticker met informatie over banden en belading. Raadpleeg in plaats daarvan de bandenspanningswaarden die zijn gepubliceerd in het gedeelte over het trekken van aanhangers (zie Aanhangers trekken en accessoires dragen).
Het lampje gaat niet direct uit als de band op de juiste spanning is gebracht. Rijd gedurende een korte tijd met een snelheid van meer dan 25 km/h) om het TPMS (Tire Pressure Monitoring System) een nieuwe meting te laten doen, waarna de waarschuwing verdwijnt.
Als het controlelampje elke keer bij het inschakelen van de Model X gedurende één minuut knippert, is er een storing in het TPMS geconstateerd (zie TPMS-storing).
Bandenspanning controleren en aanpassen
Volg de onderstaande aanwijzingen als de banden koud zijn en de Model X minstens 3 uur stil heeft gestaan:
- Raadpleeg de sticker met informatie over banden op de middenstijl aan bestuurderszijde voor de aanbevolen bandenspanning.
- Verwijder het ventieldopje.
- Druk een bandenspanningsmeter stevig op het ventiel om de druk te meten.
- Breng de band zo nodig op de juiste spanning door lucht toe te voegen of te verwijderen.OpmerkingU kunt lucht laten ontsnappen door het metalen pennetje in het midden van het ventiel in te drukken.
- Controleer opnieuw de bandenspanning met de nauwkeurige bandenspanningsmeter.
- Herhaal, indien nodig, stap 3 en 4 totdat de bandenspanning correct is.
- Brengt het dopje weer aan op het ventiel om het tegen vuil te beschermen. Controleer het ventiel regelmatig op schade en lekkage.
Controle en onderhoud van banden
Controleer de wangen en het loopvlak van de banden regelmatig op vervormingen (uitstulpingen), vreemde voorwerpen, scheuren en slijtage.
Bandenslijtage
Een toereikende profieldiepte is belangrijk voor goede prestaties van de banden. Banden met een profieldiepte van minder dan 3 mm zorgen voor een verhoogd risico op aquaplaning in natte omstandigheden en mogen niet worden gebruikt. Banden met een profieldiepte van minder dan 4 mm presteren niet goed in sneeuw en sneeuwbrij, en mogen niet worden gebruikt in winterse omstandigheden.
Model X is af-fabriek voorzien van banden met een slijtage-indicator in het loopvlak. Als het profiel tot op 2 mm is versleten, komen deze indicatoren aan het oppervlak, wat het effect geeft van een rubberen streep over de volle breedte van het loopvlak van de band. Voor optimale prestaties en veiligheid adviseert Tesla de banden te laten vervangen voordat de slijtage-indicators zichtbaar zijn.
Monteer de banden met het meeste profiel op de achterwielen, om de rijeigenschappen van de auto te verbeteren en aquaplaning tot een minimum te beperken.
Banden wisselen, wielen balanceren en uitlijnen
Tesla raadt aan de banden om de 10.000 km te rouleren of wanneer het verschil in profieldiepte 1,5 mm of groter is, afhankelijk van wat het eerst wordt bereikt.
Het rouleren van banden is een essentieel onderdeel van bandenonderhoud. Het draagt bij aan een gelijkmatige slijtage van de bandenprofielen, waardoor slijtage en weggeluid van de banden wordt verminderd en de levensduur van de banden wordt gemaximaliseerd.
Banden van auto's met verschillende bandenmaten en niet-directionele banden kunnen van zijkant naar zijkant (van links naar rechts) maar niet van voor naar achteren worden gerouleerd, aangezien de bandenmaten van de voor- en achterbanden verschillen. Door banden van links naar rechts te rouleren kan het profiel langer meegaan door verandering van de draairichting voor elke band en gelijkmatige slijtage van de wangen.
Slecht uitgebalanceerde wielen (soms merkbaar als een trilling in het stuurwiel) hebben een negatieve invloed op de rijeigenschappen en verkorten de levensduur van de banden. Ook bij normaal gebruik van de auto kan er op elk moment een onbalans in de wielen optreden. Laat de wielen in dat geval opnieuw balanceren.
Laat de uitlijning van de wielen controleren als er sprake is van onregelmatige (scheef afgesleten band) of overmatige slijtage.
Lekke band
Controleer de bandenspanning regelmatig om te voorkomen dat u onderweg met een lekke band wordt geconfronteerd. Laat een lekke of beschadigde band zo snel mogelijk repareren of vervangen.
Tubeless banden kunnen niet zomaar lek raken, mits het object in de band blijft zitten. Als u onder het rijden plotseling een sterke trilling voelt of vermoedt dat er een band beschadigd is, verminder dan direct uw snelheid. Rijd langzaam, vermijd sterk remmen en sturen en stop op een veilige plaats. Laat uw Model X naar een Tesla Service Center of een bandenspecialist in de buurt brengen.
Vlakke kanten
Als de Model X gedurende lange tijd heeft stilgestaan, kunnen er vlakke kanten op de banden ontstaan. Deze vlakke kanten zullen een trilling veroorzaken wanneer u weer gaat rijden met de Model X. Deze trilling verdwijnt vanzelf naarmate de banden warm worden en hun oorspronkelijke vorm weer aannemen.
Levensduur banden verlengen
Houd de banden op de juiste spanning en houd u aan de snelheidslimieten voor een maximale levensduur van de banden. Vermijd:
- Hard wegrijden, snel accelereren.
- Bochten op hoge snelheid nemen, hard remmen.
- Door kuilen en over bulten in de weg rijden.
- Tegen stoepranden rijden.
- Dat er schadelijke vloeistoffen op het rubber komen.
Banden en wielen vervangen
Banden verouderen onder invloed van ultraviolet licht, extreme temperaturen, zware belastingen en milieuomstandigheden. Vervang de banden daarom eens per 6 jaar of eerder als nodig blijkt, zelfs als de profieldiepte groter is dan het minimum.
Als banden vroegtijd moeten worden vervangen, bijvoorbeeld door een lekke band, raden we u aan de banden in paren te vervangen tenzij de profieldiepte van de andere banden niet meer dan 1,5 mm verschilt van dat van de nieuwe band. Vervang banden door banden van hetzelfde merk en model. Breng altijd een paar nieuwe banden op de achterwielen aan wanneer alle vier de banden dezelfde bandenmaat hebben. Balanceer altijd het wiel en de band nadat een band is verwisseld. Raadpleeg een professionele bandenspecialist voor meer informatie. Het kan tot 24 uur duren na de bandenwissel of reparatie totdat het bandensmeermiddel volledig is gedroogd en de banden optimaal aan de velgen hechten. Voorkom snel accelereren gedurende deze periode om het slippen van banden op de velgen te voorkomen.
Als u andere banden laat monteren, zorg dan dat ze minimaal dezelfde belastings- en snelheidsindex hebben (zie Betekenis van markeringen op banden) als de originele banden.
Zie Wielen en banden voor de technische gegevens van de originele banden en wielen van de Model X.
Wanneer u een band vervangt, moet u de sensoren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) opnieuw instellen om zeker te zijn dat ze de juiste waarschuwingen geven wanneer de bandenspanning te laag of te hoog is (zie Automatisch opnieuw instellen van TPMS-sensoren).
Asymmetrische banden
Sommige Model X banden zijn asymmetrisch en moeten met de juiste wang aan de buitenzijde op de velg worden gemonteerd. Op de zijkant die naar buiten gericht moet worden, staat het woord OUTSIDE. Let erop dat de banden op de juiste manier op de velgen gemonteerd worden.
Aero-doppen verwijderen en monteren
Als uw Model X is voorzien van aero-doppen, moet u deze verwijderen om toegang te krijgen tot de wielmoeren.
Een aero-dop verwijderen:
- Pak de aero-dop stevig vast met beide handen.
- Trek de aero-dop naar u toe om de bevestigingsklemmen los te maken.
Een aero-dop monteren:
- Lijn de aero-dop uit met het ventiel.
- Druk het midden van de dop stevig aan om deze op zijn plaats te vergrendelen en werk van daaruit naar buiten toe om de buitenomtrek van elke spaak stevig aan te drukken. Mogelijk moet u de tegenoverstelde zijde van de dop vasthouden totdat alle spaken zijn bevestigd.
- Druk het midden van de dop stevig aan met uw handen (niet tegen de dop slaan) om ervoor te zorgen dat deze wordt vergrendeld.
- Trek als laatste controle kort aan iedere spaak om te zien of ze op hun plaats zijn vergrendeld.
Naafdoppen verwijderen en monteren
Als uw Model X is voorzien van naafdoppen, moet u deze verwijderen om toegang te krijgen tot de wielmoeren.
Een naafdop verwijderen:
- Breng het gebogen deel van het naafdopgereedschap, indien aanwezig (in het dashboardkastje in sommige auto's, of gebruik een kleine inbussleutel), aan in het gat aan de onderkant van de "T" van Tesla. OpmerkingHet naafdopgereedschap is ook verkrijgbaar bij automaterialenwinkels of online dealers.
- Beweeg het naafdopgereedschap zo, dat het volledig in het gat in de naafdop is geplaatst.
- Draai het naafdopgereedschap zo, dat het gebogen deel het midden van de naafdop raakt.
- Trek het naafdopgereedschap stevig van het wiel af totdat de naafdop is losgemaakt.
De naafdop monteren:
- Lijn de naafdop uit.
- Druk stevig op de naafdop totdat deze volledig vastklikt op zijn plaats.Let op!Controleer of de naafdop volledig is bevestigd voordat u gaat rijden, om te voorkomen dat u deze onderweg verliest.
Wielconfiguratie
Als u nieuwe wielen monteert of uw wielen wisselt, wijzig dan de wielconfiguratie van uw auto door te tikken op Model X herkent dan de nieuwe wielen en kan de status van uw auto nauwkeuriger wijzigen. Selecteer een wiel in de vervolgkeuzelijst dat overeenkomt met de nieuwe velgen die u op de Model X wilt monteren. Als u nieuwe wielen in de wielconfiguratie selecteert, worden ook de wielen in de avatar van uw auto op het touchscreen gewijzigd.
. DeU dient na te gaan of uw auto is uitgerust met verschillende wielmaten, wat betekent dat de wielmaat van de voorwielen verschilt van de wielmaat van de achterwielen. Controleer de bandenmaatlabels op de wangen van de voor- en achterbanden om te zien of deze overeenkomen of verschillen. Als de wielmaten verschillen, dient u er extra op te letten dat de nieuw gemonteerde wielen dezelfde verschillende wielmaten hebben.
Bandenspanningscontrole
Elke band, inclusief de reserveband (indien aanwezig) moet maandelijks in koude toestand worden gecontroleerd op de door de voertuigfabrikant aanbevolen bandenspanning die wordt vermeld op het typeplaatje of de bandenspanningssticker. (Als er banden met een afwijkende maat op de auto gemonteerd zijn, informeer dan bij de fabrikant naar de juiste bandenspanning.)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een controlelampje voor een te lage spanning weergeeft als de spanning in een of meer banden te laag is. Als het controlelampje voor te lage bandenspanning brandt, moet u stoppen en zo spoedig mogelijk uw banden controleren en lucht bijvullen tot de juiste spanning. Rijden met een zachte band leidt tot oververhitting waardoor de band beschadigd kan raken. Bovendien leidt het tot een hoger verbruik, extra slijtage, minder goede rijeigenschappen en een langere remweg.
Houd er rekening mee dat het TPMS geen vervanging is voor correct onderhoud van de banden en dat de bestuurder zelf verantwoordelijk is voor het handhaven van de juiste bandenspanning, zelfs als de spanning nog niet is afgenomen tot het niveau waarbij TMS het controlelampje voor te lage bandenspanning weergeeft.
TPMS-storing
Uw auto is tevens voorzien van een storingsindicator voor het TPMS-systeem dat een melding weergeeft wanneer het systeem niet naar behoren functioneert. Het storingsindicator van TPMS is gecombineerd met het controlelampje voor te lage bandenspanning. Als het systeem een storing detecteert, knippert het controlelampje gedurende ongeveer één minuut en blijft het vervolgens continu branden. Dit blijft zich herhalen zolang de storing blijft bestaan.
Als het controlelampje brandt, kan het zijn dat het systeem de te lage bandenspanning niet kan detecteren of melden. Storingen met betrekking tot bandenspanningscontrole kunnen allerlei oorzaken hebben, waaronder montage van of vervanging door andere banden of wielen, waardoor het systeem niet goed meer werkt. Controleer na het vervangen van een of meer banden en/of wielen aan de hand van het TPMS-storingslampje of het systeem nog steeds goed werkt met de andere banden of wielen.
Automatisch opnieuw instellen van TPMS-sensoren
De TPMS-sensoren worden opnieuw ingesteld nadat een of meer wielen zijn vervangen (maar niet na vervanging van een band of na het rouleren van wielen) om ervoor te zorgen dat waarschuwingen over de bandenspanning correct zijn. TPMS-sensoren worden automatisch opnieuw ingesteld nadat er gedurende meer dan 10 minuten sneller is gereden dan 25 km/h.
Een bandenspanningssensor vervangen
Als het controlelampje van de bandenspanning regelmatig verschijnt, maak dan een serviceafspraak met de mobiele app om te bepalen of de bandenspanningssensor vervangen moet worden. Als een ander bedrijf de band vervangt of repareert, zal de bandenspanningssensor mogelijk niet werken tot de set-upprocedure door Tesla is uitgevoerd.
Typen seizoensbanden
Uw bandentype
Het type banden waarmee uw auto bij levering is uitgerust is afhankelijk van het voertuigmodel en het land waarin het is verkocht. Het is belangrijk dat u de capaciteiten van de banden van uw auto kent en weet of deze geschikt zijn voor rijden in de zomer, alle seizoenen, of de winter. Raadpleeg de informatie op de wang van een band over de prestatiekenmerken van de band (zie Betekenis van markeringen op banden).
Zomer- en all-season-banden
Zomerbanden en all-season-banden zijn ontworpen voor optimale prestaties op droog en nat wegdek, maar niet voor goede prestaties onder winterse omstandigheden. All-season-banden zijn ontworpen om in de meeste omstandigheden, het hele jaar rond, voldoende grip te bieden. Het is echter mogelijk dat deze banden bij sneeuw en ijs minder grip bieden dan winterbanden. Vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan 'ALL SEASON' en/of 'M+S' (modder en sneeuw) op de wang van de band.
Voor het rijden bij lage temperaturen of op wegen met sneeuw of ijzel raadt Tesla winderbanden aan.
Winterbanden
Gebruik winterbanden om de tractie op sneeuw en ijs te verbeteren. Bij het monteren van winterbanden altijd tegelijk een complete set van vier banden monteren. De vier winterbanden moeten van hetzelfde merk en type zijn en hetzelfde loopvlak en dezelfde diameter hebben.
Wanneer u met winterbanden rijdt, is het mogelijk dat u meer weggeluid hoort, dat de banden eerder verslijten en dat de grip verminderd is op droge wegen.
Als winterbanden zijn gemonteerd, raadpleeg dan het bandenwaarschuwingslabel op de portierstijl.
Rijden bij lage temperaturen.
Banden presteren minder goed bij koude temperaturen. Dit betekent minder grip en een grotere kans op ongelukken. Performance-banden (zomerbanden) hebben minder grip bij omgevingstemperaturen lager dan 5° C en worden afgeraden voor omstandigheden met sneeuw en ijs. Performance-banden kunnen tijdelijk stug worden als ze erg koud worden, daardoor kunnen ze de eerste kilometers tijdens het opwarmen rumoerig zijn.
Gebruik van sneeuwkettingen
Tesla heeft de volgende sneeuwkettingen getest en goedgekeurd voor betere grip bij sneeuw. Kettingen mogen alleen op de achterbanden worden gelegd. De goedgekeurde kettingen zijn verkrijgbaar bij Tesla.
Bandenmaat | Aanbevolen ketting |
---|---|
20"/22" | König K-Summit K67 |
Volg voor het monteren van de sneeuwkettingen de aanwijzingen en waarschuwingen van de fabrikant. Bren de kettingen gelijkmatig en zo strak mogelijk aan.
Als u sneeuwkettingen gebruikt:
- Inspecteer de sneeuwkettingen voor elk gebruik op losse en beschadigde schakels.
- Stel de luchtvering in op Standaard (zie Luchtvering).
- Belast de Model X niet te zwaar (door zware ladingen kan de vrije ruimte tussen banden en carrosserie afnemen).
- Rijd alleen wanneer de kettingen correct zijn gemonteerd.
- Rijd langzaam. Rijd niet sneller dan 48 km/h.
- Verwijder sneeuwkettingen weer zodra de omstandigheden dat toelaten.